
Boa constrictor constrictor
De boa constrictor (Boa constrictor) is een slang uit de familie boa's (Boidae). De boa is een van de bekendste soorten slangen en wordt veel in dierentuinen gehouden.
De boa komt voor in de Nieuwe Wereld, in delen van Midden- en Zuid-Amerika, van Mexico tot zuidelijk Brazilië. Het is een weinig gespecialiseerde soort die zowel langs de randen van woestijnen tot in tropisch regenwoud of moerassen te vinden is. In grote delen van het verspreidingsgebied komt de slang algemeen voor en de soort wordt dan ook niet beschouwd als een bedreigde diersoort.
De boa constrictor eet voornamelijk knaagdieren, vogels en kleinere reptielen zoals hagedissen. De slang wurgt zijn prooi en slikt deze vervolgens in één keer door. De boa wordt twee tot drie meter lang en heeft een lichtbruine kleur met donkere ronde vlekken op de rugzijde die enige variatie kennen. De slang is niet giftig en is niet gevaarlijk voor mensen. De slang is te klein om een mens te doden of door te slikken en zal altijd proberen te vluchten bij een confrontatie.
Er worden verschillende ondersoorten onderscheiden, waarvan er enkele alleen op geïsoleerde eilanden te vinden zijn. De ondersoorten verschillen ook in lichaamskleur en -tekening en sommige worden aanzienlijk groter dan soortgenoten die behoren tot andere ondersoorten.
De wetenschappelijke naam Boa constrictor betekent letterlijk grote slang (boa) die wurgt (constrictor). De slang is een van de weinige diersoorten waarvan de wetenschappelijke naam dusdanig bekend is dat deze naam tevens als Nederlandstalige naam wordt gebruikt. De naam is bekender dan andere gebruikte Nederlandstalige namen, zoals wurgslang.
Normaal gesproken wordt de wetenschappelijke naam van dieren schuin geschreven en wordt de geslachtsnaam met een hoofdletter gespeld. Omdat de wetenschappelijke naam ook als Nederlandstalige naam wordt gebruikt is dit bij de naam boa constrictor niet het geval. Deze schrijfwijze, waarbij de regels van de binominale nomenclatuur (zoals gebruikelijk is bij dieren) worden weggelaten, is ook toegepast in veel dierenencyclopedieën.
Door de inheemse bevolking wordt deze wurgslang aanbeden en geëerd bij de Inca's als een van de drie heilige dieren als de Amaru (quechua-benaming). De slang wordt hierdoor ook wel afgodslang genoemd.
De boa constrictor komt voor in een groot gedeelte van Zuid- en Midden-Amerika. In Midden-Amerika komt de boa voor in het noorden tot in Mexico en verder zuidelijk tot aan Zuid-Amerika. In Zuid-Amerika komt de slang vooral voor in het noorden en het noordoosten. In zuidelijk Zuid-Amerika ontbreekt de soort.
De boa constrictor komt voor in de landen Argentinië, Belize, Bolivia, Brazilië, Colombia, Costa Rica, Dominica, Ecuador, El Salvador, Frans-Guyana, Guatemala, Guyana, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Saint Lucia, Suriname, Trinidad en Tobago en Venezuela. De boa is ook te vinden op enkele eilanden, zoals Saint Lucia en Dominica. De boa komt daarnaast voor op vele eilanden die gelegen zijn voor de kust van Panama, op de Pareleilanden.
De boa constrictor heeft van alle boa's in de Nieuwe Wereld het grootste verspreidingsgebied. Vanwege het enorme areaal zijn er tien verschillende ondersoorten die allemaal in iets afwijkende omgevingen leven. De meeste exemplaren leven in open delen van vochtige en warme tropische regenwouden, sommige ondersoorten in wat drogere omstandigheden op de eilanden. In Mexico is de slang in zeer droge streken aan de rand van woestijnen te vinden. In de regel heeft de boa een voorkeur voor oevers van zoet water. In delen van het verspreidingsgebied wordt de slang regelmatig op het strand aangetroffen, wat niet veel voorkomt bij landbewonende slangen. De boa constrictor is echter geen waterliefhebber, zoals van enkele andere boa's bekend is. Het water trekt prooidieren aan waar de slang van profiteert, als het moet kan de boa wel zwemmen.
De boa constrictor kan zich handhaven in omgevingen die door de mens zijn aangepast en leeft ook in plantages zoals bananenkwekerijen. Af en toe komt een slang terecht in een scheepslading bananen en kan zo over de gehele wereld opduiken. Ook landbouwgebieden zijn zeer geschikt vanwege de open structuur en de vele knaagdieren die er leven.
De boa constrictor bereikt een lengte van enkele meters, de maximale lichaamslengte kan oplopen van 3 tot 4 meter, hoewel veel exemplaren kleiner blijven. De boa constrictor is op vijf soorten na de langste slang ter wereld.
In de praktijk zijn dieren langer dan drie meter zeldzaam en is een exemplaar van rond de 4 meter al uitzonderlijk.De maximale lichaamslengte van de boa is 4,5 meter. De boa blijft hiermee veel kleiner dan een aantal andere pythons en boa's, zoals de netpython (tot 9 meter) en de anaconda (tot acht meter). Van de ondersoorten die zich naar geïsoleerde eilanden hebben verspreid is bekend dat ze aanmerkelijk kleiner blijven en zelden langer dan twee meter worden. De boa constrictor heeft in vergelijking met andere slangen een relatief dik lichaam, dat ook erg massief is vanwege de grote spiermassa. Het lichaam is zo gespierd omdat de slang in bomen leeft en zich met het lichaam ankert, ook worden prooien door verwurging gedood.De slang kan meer dan 25 kilo wegen en ondanks de grote lenigheid is het dier niet erg snel.
De lichaamskleur is overwegend lichtbruin met een donkere nettekening over het gehele lichaam. De kleur kan enigszins variëren van bruin tot grijsachtig of soms roze. De nettekening bestaat uit een vlekkenpatroon van donkere en lichtere vlekken, het patroon is echter variabel. Het exacte kleurpatroon van de slang varieert zelfs per individu. De vlekken zijn vaak rond van vorm en zijn gelegen op de rugzijde en aan de flanken. De vlekken zijn rond, soms met een lichtere vlek in het midden zodat een cirkelachtige vlek ontstaat. De vlekken doen vaak enigszins denken aan een zadel.Soms hebben de vlekken meer op een vlinderachtige vorm. Op de flanken zijn vaak donkere vlekken aanwezig in dezelfde kleur als de nettekening. Aan de achterzijde van het lichaam zijn de vlekken meer roodbruin of in enkele gevallen rood van kleur, de slang wordt hierdoor in sommige talen wel roodstaartslang genoemd. Bij exemplaren die in koelere gebieden leven is de lichaamskleur vaak wat donkerder dan bij dieren die in warme streken leven. Ook is het zo dat de lichaamskleur enigszins veranderlijk is; 's nachts is de kleur wat donkerder dan overdag. De buikzijde van de slang is veel lichter en is wit tot geel van kleur.
De schubben van de slang zijn glad en niet gekield, het aantal schubben varieert enigszins per ondersoort. De slang heeft aan de onderzijde van het lichaam tussen de kop en de staart een enkele rij buikschubben, dit zijn er ongeveer 250. De staart begint achter de cloaca, aan de onderzijde zijn de subcaudale schubben aanwezig, dit zijn er ongeveer 50. De schubben aan de bovenzijde en flanken zijn in rijen gelegen, het aantal rijen varieert van ongeveer 60 tot 70. Bij de ondersoort Boa constrictor imperalis is de configuratie van de schubben als volgt: de slang heeft 226 – 237 buikschubben, 43 tot 52 subcaudalen en 71 tot 79 rijen rugschubben of dorsalen. Het aantal schubben is door verschillende biologen beschreven en vaak komen dergelijke beschrijvingen niet overeen. Van de nominale ondersoort Boa constrictor constrictor bijvoorbeeld beschreef Boulenger dat de slang 81 tot 95 rijen dorsalen heeft, Stull telde er 85 tot 89, J. K. Langhammer beschreef een aantal van 81 tot 87, Chippaux telde er 91 tot 95 en in de publicatie van Lancini en Kornacker werd een aantal van 75 tot 91 genoemd
De kop is klein en naar achteren toe verbreed, de kop is enigszins wigvormig afgeplat. De kop is bruin van kleur en heeft aan weerszijden een donkere streepachtige vlek die van iets achter de neuspunt naar de mondhoek loopt. Opvallend is dat deze streep altijd dwars door het oog loopt, waarbij het onderste deel van de iris aanmerkelijk donkerder is dan het bovenste deel. Aan de bovenzijde van de kop is een donkere, dunne streep gelegen die loopt van achter de nek tot net voor de neusgaten aan de bovenzijde. De vlekken en strepen van de slang zorgen ervoor dat het lichaam moeilijker te zien is voor prooidieren en vijanden omdat het in verschillend gekleurde vlakken wordt verdeeld die niet corresponderen met de verschillende lichaamsdelen. Deze vorm van camouflage wordt wel disruptieve kleuring genoemd en komt ook voor bij andere slangen zoals de gabonadder (Bitis gabonica) en verder bij heel andere dieren, zoals de reuzenpanda.
De boa constrictor is deels een zichtjager die zijn ogen gebruikt om prooien visueel op te sporen. De ogen hebben een spleetvormige pupil wat kenmerkend is voor nachtdieren. Naast de visuele herkenning maakt de boa ook gebruik van het vermogen om geuren op te sporen. Deze worden niet waargenomen door lucht in te ademen via de neusgaten maar door de tong heen en weer te bewegen en de hiermee opgevangen deeltjes te 'proeven' in een speciaal weefsel in de neusholte; het orgaan van Jacobson. Omdat de tong een gevorkt uiteinde heeft kan ook worden bepaald waar de geur het sterkst is ofwel waar deze vandaan komt.
De boa constrictor heeft daarnaast gevoelige zintuiglijke zenuwuiteinden die verbonden zijn met de schubben aan de kop. Deze orgaantjes zijn in staat om verschillen in warmte waar te nemen, waardoor de slang prooidieren kan 'zien' in het donker. Sommige groepen van slangen hebben sterk gespecialiseerde warmtegevoelige zintuiglijke organen, zoals de groefkopadders (Crotilinae).
De lokale bevolking van de gebieden waar de slang van nature voorkomt is vaak doodsbang voor de slang. In een dorpje in Colombia dook eens een boa constrictor op waarna alle bewoners het dorp uit vluchtten. Toen een blanke kolonist op verzoek van de bewoners het dier doodschoot durfden zij niet terug te keren naar hun woningen omdat ze vreesden dat de partner van de slang ook zou komen. Boa's die opduiken in de buurt van menselijke bewoning zijn niet uit op de mensen zelf, maar wel op de dieren die hier leven, zoals plaagdieren als ratten of door de mens gewaardeerde dieren zoals pluimvee of kleine huisdieren.
Er zijn talloze verhalen van een boa constrictor die mensen zou hebben vergiftigd. Ook zouden het uitgesproken mensendoders zijn en mensen regelmatig eten. Van al deze verhalen is er echter niet één bewezen. Van andere grote slangen zoals de anaconda zijn dergelijke feiten overigens wel gedocumenteerd. Van grotere soorten anaconda's is zelfs waargenomen dat een koe kan worden doorgeslikt. De boa constrictor is echter te klein om een volwassen mens te doden of door te slikken. De slang is daarnaast niet giftig en valt nooit zomaar aan maar zal proberen te vluchten als een naderende mens wordt waargenomen. Mocht de slang toch de aanval inzetten dan kan men gemakkelijk vluchten omdat de slang op de bodem bepaald niet snel is. Desondanks wordt de slang niet zelden voor de zekerheid gedood.
De mens heeft over het algemeen een negatieve invloed op de boa constrictor. Tot enige jaren geleden werden de boa's massaal uit het wild gehaald en verscheept om te voldoen aan de massale vraag naar de slang als exotisch huisdier. Tegenwoordig is deze vraag naar wildvangdieren sterk afgezwakt omdat er een groot aanbod is van nakweekdieren. Deze zijn in gevangenschap geboren en zijn vaak vrij van parasieten, in tegenstelling tot slangen die in het wild zijn gevangen. Sommige populaties zijn door de populariteit in de dierenhandel sterk uitgedund, omdat veel exemplaren zijn weggevangen. De populaties op sommige eilanden zoals die voor de kust van Honduras zijn wellicht reeds uitgeroeid.
De boa constrictor wordt vaak slachtoffer van het verkeer; jaarlijks worden vele exemplaren doodgereden. Ook de jacht op de slang om het vlees te consumeren speelt een belangrijke rol in de teruggang van de boa constrictor in delen van het verspreidingsgebied. Het vlees wordt vaak ter plaatse genuttigd als 'bushmeat' en wordt niet in de handel gebracht. De gestroopte huid van de boa echter is veel geld waard en wordt geëxporteerd en verwerkt in exclusieve schoenen en andere modeaccessoires zoals handtassen.
Vanwege het grote verspreidingsgebied is er een groot aantal kleurvariëteiten ontstaan die echter niet altijd samenhangen met een ondersoort. Sommige ondersoorten kennen wel vijf verschillende kleurschakeringen, met kleuren als rood, geel, groen, wit, bruin en zwart. De bekendste is de roodstaartboa of tapijtslang (B. c. constrictor), die een lichtbruine kleur heeft met een duidelijk donkerbruine tot rode staartpunt. Deze ondersoort treft men onder andere in Suriname aan.
Er zijn ook twee ondersoorten die niet algemeen worden erkend, vanwege de onzekere status. Boa constrictor melanogaster werd beschreven door Langhammer in 1983 maar wordt beschouwd als een nomen dubium. Dit wil zeggen dat de informatie die de bioloog heeft beschreven te summier is om deze ondersoort als dusdanig te onderscheiden. Het gevolg hiervan was dat de ondersoort op basis van de gebrekkige beschrijving van Langhammer niet wordt erkend.
Boa constrictor sigma is een ander voorbeeld, deze slang is beschreven op basis van een negental museumexemplaren maar is nooit in het wild aangetroffen. Sommige kwekers verkopen deze 'ondersoort', maar dit zijn in de praktijk exemplaren die behoren tot een andere ondersoort; Boa constrictor imperator.
Naast de ondersoorten komen verschillende kleurvormen voor en een aantal hiervan komt alleen ex-situ voor. Dit betekent dat ze niet in het wild te vinden zijn maar alleen in gevangenschap voorkomen omdat de variatie is gekweekt. Enkele van dergelijke variaties hebben spectaculaire kleuren die normaal gesproken niet voorkomen in het wild. Een voorbeeld zijn de vormen die behoren tot de ondersoort Boa constrictor longicauda. De vorm Boa constrictor longicauda "Top Bloodline" heeft een zwarte basiskleur met witte vlekken, de variatie Boa constrictor longicauda "Zeros" heeft een olijfgroene kleur en is ongevlekt, wel is er een donkere lengtestreep aan iedere bovenzijde van de flank aanwezig.
Onze dieren.
0.1
0.1